Nieuws

Waar ben ik nu weer mee bezig

Luchtverfrissers deugen niet

toiletflowerpot

Mensen haten stank en ze hebben groot gelijk. Het kan een frisse dag vergallen en van een zoet moment een zure herinnering maken. Dus grijpen we in. Wij hebben controle over onze reukorganen. Als we iets niet willen ruiken, dan zullen we het niet ruiken.

We denken dat we sluw zijn en maken luchtverfrissers ter verdoezeling. Verstuivers en verstikkers, fluoblokjes en giftige snoepjes. Met alle aroma’s die we liefkozen uit de plantenwereld. Citrus, rozengeur, maneschijn en lavendel. Voorál lavendel. Groeiend op wijdse velden in een Zuid-Frans provinciedorp met zanderige bodem, die opwaait en tussen je tenen dwarrelt wanneer je dromend een rustieke wijngaard binnenslentert, je baguette en een stukje brie in de aanslag.

Diezelfde lavendel stoppen we in ons toilet.

En dat is tragisch. Want heeft er iemand al gemerkt dat luchtverfrissers met lavendel onze toiletten eigenlijk niet naar lavendel doen ruiken, maar naar een kwalijke mengeling ván lavendel en toilet? Dat maakt deze zintuigbom nog schadelijker! Zo wordt het kleinste kamertje beneveld in een monsterlijke entiteit van stank, die de herinnering aan lavendel op menig veldwandeling voor altijd bederft. Voor al-tijd. Een kwalijk odeur dat je lucht – die tenslotte dient om in te ademen – niet alleen afstotelijk maakt, maar ook doet stokken in je keel en neus.

Leg je erbij neer: waar rook is, is vuur en waar mens is, is stank. Dus zet een raam open. Openlucht ruikt lekker. En is gratis.

Maar laat lavendel erbuiten!

Waarom vrouwen nooit kunnen winnen

sophia-loren-jayne-mansfield

Kijk naar uw eigen bord, Loren!

Waarom worden vrouwen als vreemde wezens gezien, zelfs door zichzelf, als ze meer dan de helft van de wereldbevolking innemen? Nu doe ik het zelf!

De media gooien graag termen als “een pittig ding”, “geen katje om zonder handschoenen aan te pakken” of “een straffe madam” ten strijde. Ik hoor radiopresentatoren kwekken over “een geweldige zangeres en ik zou ze ook niet uit mijn bed zwieren” tegen hun ‘side chicks’ om een goedkope lach, die ze warempel krijgen. Genoemde side chicks pronken dan graag met hun vrijzinnigheid, startend met de woorden “moest ik lesbisch zijn, dan…”

Hillary Clinton heeft een dikke kont. Angela Merkel is de lelijkste vrouw in politics. Niemand zegt iets over het uiterlijk van Berlusconi of Van Rompuy. Wacht, zijn het enkel vrouwen die op neukbaarheid beoordeeld worden?

“Straffe madam”. Alsof dat een contradictie zou zijn en dus een krachtige term. Probeer het eens te zeggen zonder in de lach te schieten: straffe meneer. Alle meneren zijn straf.

En alle mevrouwen worden beoordeeld, vaak alléén maar, via hun vrouw-zijn. Zelfs door vrouwen. Waarom vragen we ons anders af of beroemde vrouwen wel een fatsoenlijk rolmodel zijn voor jonge meisjes? Of ze niet te veel seksuele partners hebben versleten? Waarom bestaan er debatten over hoe kort een rok mag zijn? Of in welke buurten vrouwen wel of niet mogen rondlopen? Of het hun schuld is wanneer ze worden aangerand? Of ze achteraf wel de waarheid spreken?

Vrouwen hebben dus iets te bewijzen. Ze willen bewonderd, aanvaard en gerespecteerd worden door iedereen. En ze kunnen nooit winnen. Niet te stoer, want dan is iedereen bang. Niet te lief, want dan krijg je geen respect. Niet te preuts, want dan vindt iedereen je een kneusje. En niet te seksueel, want dan ben je een slet. Werk niet te hard, want dan ben je een workaholic bitch. Maar ook niet thuisblijven en kindjes krijgen, want dan ben je een huisvrouw. Lees het maar na – in alle vrouwenmagazines ooit.

Het komt er op neer dat vrouwen consequent verantwoording moeten afleggen voor hun keuzes, zij het qua uiterlijk vertoon, levensstijl of zelfs qua mate van gevoel voor humor. Zelfs aan andere vrouwen. Ha, de kunst van je eigen ruiten ingooien. Hebben mannen ook deze problemen? Doen ze het zichzelf ook aan? Of wordt er niet naar mannen gekeken alsof er iets mis met hen zal zijn? Maar vooral: zouden ze het zich aantrekken?

Ik geloof in een sisterhood. Geen okselhaarcommune of penishatende vereniging, maar degelijke vrouwen alom, die Het begrijpen en samen de last van de ‘tweederangsburger’ dragen.

“Wat een hoer!”, hoorde ik onlangs op café over een jonge knappe vrouw met een formidabel decolleté. Niet uit de monden van mannen. Nee, het waren vrouwen, zwanger van kritiek, meedogenloos voor hun eigen soort. Daar gaat de sisterhood.

Dromen parkeerwachters van fout geparkeerde schapen?

Tons-of-Parking-Tickets-2-1024x548

Als je over moreel kompas noch uitgesproken talent beschikt, word dan parkeerwachter.

Je kijkt niet of auto’s juist staan, je zoekt fouten. En bestraft ze. Eén minuut is er eentje teveel en wat kan je vernuftig kloklezen. Toch iets, wat je hebt overgehouden van de basisschool. Met je almachtig machientje in de hand, groet je vriendelijk iemand die net is uitgestapt en haastend een gebouw binnenloopt. Dan besluip je zijn wagen en schrijf je een welverdiende boete uit aan iemand die beter had moeten weten. Iemand die zeker veertig euro kan missen, want dat is een minuut te veel op jouw grondgebied wel waard, zo beslis je.

Zorg ervoor dat betaalautomaten op tijd en stond niet werken. Dat dwingt de autobestuurder tot het handelen naar eer en geweten en het zoeken naar een andere automaat. Die heeft niks beters te doen. Zelfs zonder paraplu in België.

Zorg er ook voor dat de bestuurder zo weinig mogelijk met sms kan betalen en vooral niet met bancontact. Hoogstens met proton, een onmisbare service die iedereen elke dag gebruikt.

Niet te zuinig zijn met je voddenpapiertjes: onthoud dat je elke dag een bepaald aantal boetes moet uitschrijven, want dat is helemaal rechtmatig en helemaal niet een systeem om spijkers op laag water te zoeken. Beslis zelf maar dat dit aantal mensen elke dag in fout gaat. Nog voor je de straat opgaat, waar je thuis hoort.

Ze zeggen dat het een goeie zaak is, dat automobilisten worden bestraft, want dat ontmoedigt hen, wat goed is voor het milieu. Toch fijn dat je daar dan een centje uit kan slaan.

Oh.
Oh.

Ik wil mijn kinderspaghetti en ik wil hem nu

Wanneer ik het zie staan op het menu, zal ik – mijn veronderstelde volwassenheid ten spijt – prompt een kinderspaghetti bestellen. Mijn maag is zo groot als mijn vuist, schat ik. Zo’n schijnbaar onschuldige vraag lokt thans gemengde reacties uit van kelners. De een spottend “krijgt mevrouw anders haar bord niet leeg?”. De ander ronduit agressief “dat is een spaghetti voor KINDEREN”. Het woord ‘kinderspaghetti’ laat inderdaad te veel aan de verbeelding over.

Ik leg dan mijn spijsvertering uit aan de kelner, geheel tegen ons aller zin. Als ik echt op dreef raak, voeg ik er ook kleurrijke details aan toe. “Neem toch de gewone spaghetti, Hanne!”, manen mijn tafelgenoten me verveeld en onbegripvol aan.

Maar ik trek een lijn in het zand.

Waarna mij de kinderspaghetti gewoonweg verboden wordt. Ver-bo-den. Ik moet en zal de gewone spaghetti bestellen, zelfs als dat betekent dat ik hem gegarandeerd niet zal opkrijgen en de rest zal moeten worden weggegooid. Moet ik mij dan schuldig voelen? En hoe wint het restaurant daarbij? Flikkeren ze mijn aangesabbelde restje terug in de pot? Want daar ga ik van uit wanneer mijn bestelling om monetaire redenen wordt geweigerd.

Als ik niemand pijn doe, mijn belastingen betaal en de wet navolg, mag niets mij verboden worden. Niets!

Dit is Europa!

Ik koester mijn kinderportie tenminste tot op de laatste sliert, terwijl kinderen meer dan de helft vrolijk overboord kieperen. Waarom zouden zij deze maaltijd dan meer verdienen dan ik? Dan vind ik dat grootmagige kinderen evenmin recht hebben op een ‘gewone spaghetti’. Laat hen maar verhongeren terwijl ik me overeet. Ik pleit voor consequentie, mensen.

Pick your battles, zegt mijn moeder altijd. Ik zeg: dat is zo. Maar dit is mijn leven, mijn maag en mijn portefeuille. En ik zal verdommen eer ik mij schik naar de culinaire maatstaven van anderen.

Copyright Marco Guerra
Copyright Marco Guerra

Ode aan social media

Copyright Marco Guerra

Copyright Marco Guerra

Je vindt jezelf interessant. Ik begrijp dat, want ik vind mezelf ook interessant. Interessant zijn is belangrijk. Dat niet alleen: de wereld mag – nee moet – het weten.

Het probleem is dat niemand nog tijd heeft om anderen interessant te vinden, wanneer ze druk bezig zijn met zichzelf zo eindeloos intrigerend te vinden. Laat ons dus afspreken: ik vind jou interessant, als jij mij interessant vindt.

Ik wil het weten wanneer je aan iets denkt, en wanneer je iets eet of drinkt. En wat dat dan precies is. Ik wil zien hoe je in de badkamerspiegel poseert. Ik wil weten wat die vage liedjestekst betekent en of alles wel in orde is als je je zoveelste “feelin’ down” post. Ik wil blij zijn voor jou en je nieuwe schoenen en de interessante paden die je er ongetwijfeld mee zal bewandelen. Ik wil je zien pronken met grappige filmpjes en het harde werk van anderen, die nog interessanter zijn dan jou.

Maar daar hoeft het niet te stoppen.

Vertel me beslist de resultaten van je recent gyneacologisch onderzoek. Of je colonscopie. En hoeveel heb je eigenlijk op je bankrekening staan? Volg je therapie? Waarvoor? En kan je je internet history verbinden aan je facebook? Ik zou willen weten naar wat voor sites je kijkt wanneer je alleen thuis bent. Dans je soms naakt voor de spiegel? Kan je anders gewoon je webcam ten aller tijden aanzetten? Dan voel ik me geruster.

En ook jij kan dan met een gerust hart zeggen: ik ben interessant over de hele lijn, en iedereen weet het nu.