Je kent hem wel, deze kwiet. Het joviale gezelligheidsmonster met een abonnement op rode of blauwe geruite hemden met korte mouwen. Mét das als er iets te vieren valt. Hij laat zich graag gelden door flessen ‘bubbels’ te openen, om dan te kwekken over het ‘maagdenscheetje’ en ‘het engeltje dat op je tong pist’. Soms zegt hij ‘champieter’. Dan vraagt hij een ‘flesje champieter’ want hij houdt van verkleinwoorden.
Het type man dat ‘bibi’ zegt en te veel gel draagt en veel te straffe eau de toilette. Een duur merk, om zeker te zijn dat hij lekker ruikt.
Hij kan goed luisteren, deze kwiet. Naar ‘de vrouwtjes’. En naar meningen van mensen die wél kennis van zaken hebben. Dan gaat hij op café en geeft de blijde boodschap door. Soms haalt hij concepten door elkaar. Maar dat heeft niemand door. Op café kan je geen indruk maken wanneer iedereen liever heeft dat je zwijgt. Dat heeft hij dan weer niet door.
Onder zijn vrienden heerst een hiërarchie van vermeende kennis en weetjes, liefst over onderwerpen waarvan zij menen dat ze chique zijn, zoals moderne kunst, klassieke muziek, de culinaire wereld en whisky. Soms waagt hij zich aan wijnproeverij, dan vooral op restaurant wanneer iedereen kijkt. De ober herkent zijn handgebaar en vult een bodempje. De kwiet heft het glas in het licht en knijpt zijn ogen tot spleetjes. De wijn golvend in het draaiende glas. Hij steekt zijn neus in het glas en snuift eens. Maar dat was maar voorspel. Nu slurpt hij met veel kabaal de wijn op, spoelt er zijn mond mee en slikt door. Hij knikt naar de ober die zich geen blijf weet met al deze expertise. Die wou gewoon weten of er kurk in zat.
De kwiet heeft aldus besloten, dat de wijn goed is. Hij is nu de alfa-man, of toch in zijn eigen ‘wereldje’.