Nieuws

Waar ben ik nu weer mee bezig
Blah
Blah

Wat ik me zoal afvraag (4)

Hier opnieuw een reeks onderwerpen waar ik – bij gebrek aan een toffe hobby – intensief mee bezig ben. Op sommige van deze vragen ken ik het antwoord, maar neem ik er geen genoegen mee.

Buiten onze hersenen breken, hebben Jackie Chan en ik maar weinig gemeen.

Buiten geregeld onze hersenen breken, hebben Jackie Chan en ik maar weinig gemeen.

Waarom is een € 0,50 muntstuk groter dan een € 1 muntstuk?

Ben ik de enige die teleurgesteld is wanneer er iemand anders mijn openbaar toilet binnenstapt?

Hoezo speelde Rosie O’Donnell de rol van Betty in The Flintstones?

Waarom morsen dorstige woestijngangers in films altijd met kostbaar water als ze eindelijk kunnen drinken?

En waarom wachtte Bruce Willis zo lang met het kiezen van een wapen, terwijl Marcellus Wallace hoorbaar aan’t afzien was in Pulp Fiction?

Waarom zou je het klokhuis van een appel mee opeten?

Is het eigenlijk niet schandalig dat ‘Daar gaat ze’ van Clouseau niet meer op de radio gedraaid wordt?

Krijgen vrouwen PMS omdat hun baarmoeder kwaad is dat er geen baby is gemaakt?

Kan een spin vallen? Hoe zou dat er uitzien?

Waarom bestaan er tampons en maandverbanden met parfum?

Hoe zou het eigenlijk nog zijn met de milieubox?

Zijn we in België te lui geworden om actief te protesteren?

Zal ik een degelijk pensioen hebben?

Waarom maakt Dizzee Rascal de laatste jaren enkel nummers die handelen over hoe ‘gek’ hij is?

Hebben superrijke mensen eigenlijk een gevoel voor humor?

Ben ik de enige die een (eenzijdig) gesprek aangaat met een radiopresentator? Of met de tv?

Wat is in feite de link tussen auto’s en halfnaakte grieten?

Waarom hebben bussen geen veiligheidsgordels?

Waarom zingen sommige zangers eerst “Nooooo!” en dan weer “Yeaaaaah!”? Kies, godver.

Zou het geen goed idee zijn om bestuurders om de tien jaar opnieuw een rijexamen te laten afleggen?

 

Dat is voorlopig weer alles.

Het meest beschamende moment van mijn leven*

14997327-two-whole-cantaloupe-melons-on-a-white-background

Ik geloof dat er geen verschrikkelijker fase in een mensenleven bestaat, dan de puberteit. De onschuld van de kindertijd vervaagt stilaan en maakt plaats voor een bewustwording van je omgeving, de anderen en vooral: van je lijf dat welig begint te tieren. Buiten je wil, starten verdraaide hormonen vanuit het niets met het hervormen van je lichaam, dat je tot nu toe zo goed had leren kennen. In die mate, dat je een vreemde wordt in je eigen spieren, huid, haar en nieuwe groeisels die je goed kent van op tv en de voorlichting op school, maar niet van in de spiegel.

Laat dat nu net de periode zijn waarin niets belangrijker lijkt, dan wat anderen van je denken. Schaamte en het belang van het cool-zijn doen hun intrede en dat vloekt met je gebrek aan motoriek en zelfkennis. Onze samenleving lost dit op door iedereen die dit doormaakt, samen in een klas te zetten. Dat schept een band, zou je kunnen argumenteren, maar in de realiteit worden enkel afschuwelijke taferelen geschapen. Want niet iedereen groeit aan hetzelfde tempo. Niet iedereen ziet er even leuk uit. Niet iedereen snapt zijn eigen lijfgeur. Nee, niet iedereen heeft van nature zijn gedachten op een rijtje. Of zijn tanden.

Als volwassen kunnen we terugkijken en lachen, al dan niet groen. We vergeten alle vreemdheid, gêne en de wreedheden van leeftijdsgenoten. Maar niet alles.

Ik zat in het vierde middelbaar of hoe ik het noemde: de vierde cirkel van de hel. Mijn lijf en ik waren het al een hele poos oneens geweest en tot overmaat van ramp kreeg ik opeens uitwassen onder mijn sleutelbeen. Niets te vroeg, dat wel, maar het was eigenlijk makkelijker zonder. Dat vind ik nu nog steeds. Van uitwassen kwamen zwellingen en tenslotte uitstulpingen. Net op tijd voor de dag van de klasfoto’s. Speciaal voor de gelegenheid had ik mijn lievelingsbloesje aangetrokken, dat toevallig erg dun, erg strak en erg huidkleurig was. Als jij denkt te weten hoe dit verhaal zal aflopen, dan heb je volkomen gelijk.

De groepsfoto namen we buiten op de speelplaats. Ik stond rechtop in de achterste rij, want ik was sinds een plotse groeistoot een van de grootsten van de klas geworden. Omdat mijn mede-tienermeisjes hielden van onoprecht enthousiasme, besloten we elkaar de armen om de schouders te slaan. Want we waren vriendinnen. Dat werd vooral duidelijk, de dag waarop de klasfoto’s waren toegekomen. Mijn pasfoto was prachtig, geen ontkennen aan. Dat sleutelbeen sprong er mooi uit. Helaas deden mijn uitstulpingen dat ook op de groepsfoto. Door de werking van schaduwen. Cirkelvormige schaduwen. Langs de andere kant ben ik blij dat het geen koude dag was. Maar ik zag er naakt uit – weliswaar zonder kersjes op de taart – en voelde me ook zo. Ik wou door de grond kunnen zakken, helemaal tot in Australië. Om het hoongelach dat door de speelplaats galmde niet meer te horen.

Dit is het dan, dacht ik. Dit zal me mijn hele leven lang achtervolgen. Als tiener denk je dat het leven stopt op twintig. Je weet nog niet dat het leven dan pas echt begint, en dat de meesten van die vriendinnen uit je klas in de marginaliteit zullen verzeilen.

Als je nog eens een tiener ziet, geef hem dan geen GAS-boete maar een fikse knuffel.

 

*tot nu toe

Gouden tip: enkel het onderste bord telt.
Gouden tip: enkel het onderste bord telt.

Weg met verkeersborden!

Bestuurders hebben het niet makkelijk. Niet alleen moeten ze rijden met een onfeilbare wagen waarvan ze allerhande schermpjes in’t oog moeten houden, ze moeten dus ook letten op die baan. Op andere mobilisten, die al dan niet hun pinkers gebruiken. Op verdwaalde of afgeleide voetgangers. Spelende kinderen. Fietsers. Dozen! Vogels die even verpozen tussen verkeerslijnen. En bestuurders willen helemaal niks raken. Dat is hun voornaamste doel, zou ik zelfs durven stellen.

Voor iemand die zijn weg goed kent, is dat doel haalbaar. Wie hem kwijt is of nooit gehad heeft, heeft het min of meer vlaggen.

Want als je echt aangewezen bent op de duiding van een verkeersbord, ben je morgen nog niet thuis. Grote en kleine cirkels met cijfers, zeshoeken, rechthoeken in felle kleuren schieten schijnbaar willekeurig uit de grond. Op die grond staan af en toe witte ‘haaientanden’, dambordpatronen of parallelle strepen die ook allemaal iets betekenen. En soms de borden tegenspreken. Die elkaar ook soms tegenspreken. Dat doen verkeerslichten ook wel eens. Een tragisch landschap van lijnen, pijlen, cirkels en hoeken die elkaar bevestigen, herhalen of ontkennen. Door de overheid gesponsorde vervuiling – maar o wee als we graffiti zien! Flitspalen staan er handig tussenin – algemene verwarring mag wel wat geld opleveren.

Gouden tip: enkel het onderste bord telt.

Die brommer zal boeten.

Soms zijn er wegenwerken. Soms beginnen of eindigen busstroken in het midden van een straat. Soms komt een verkeersagent zich moeien. Met of zonder fluitje. Dan is het file maar mag je de borden en verkeerslichten negeren, al schreeuwen die je “STOP” toe.

Je ziet de voetgangers niet meer. Je ziet verdomme de weg niet meer. Je weet al niet meer waar je heenging. Of waar je vandaan kwam. Het verkeer in België drijft je in een enkele richting: innerlijke chaos. Die je tot in je slaap beroert. Tot je wakker schiet uit je geometrische nachtmerrie, schreeuwend in de nacht: “IK BLIJF GEWOON THUIS!”

komaan
komaan

Mijn 4 meest irrationele kinderangsten

Angsten zijn als religies. Het lijkt allemaal wel gegrond, maar diep in je hart weet je dat het geen steek houdt. En hoe irrationeler ze zijn, hoe meer je erdoor gefascineerd raakt. Je zou denken dat angsten overblijfsels zijn van ons overlevingsinstinct als oermens. Dat ze bestonden om ons te redden van opkomend gevaar. Zoals de angst voor een tijger. Of bliksem.

Maar de mens heeft vandaag andere angsten, die uiteenlopender zijn en vooral nuttelozer. Angst om je tussen mensen te begeven. Angst voor haaruitval. De panische en ironische angst voor een paniekaanval. Angst voor bejaarden. Komkommers. Sommige angsten beheersen je hele leven als je niet naar de groenteboer durft.

Toch kan er geen enkele tippen aan de angsten die je als kind had. Dat waren Angsten. Ik koester ze, en kan me nog zo voor de geest halen hoe het zweet me uitbrak wanneer ik een spin zag, of op het moment dat ik besefte dat doodgaan onvermijdelijk was. Dat valt nog wel evolutionair te verklaren. Maar nu ik een volwassen persoon ben, of dat toch graag van mezelf denk, vraag ik me af wat de oorzaak zou kunnen zijn van mijn overige kinderangsten zoals:

1. (Blauwe) verf

Verf maakte me nerveus, want het transformeerde alles in een gemaskerde boosdoener. Ik was bang van rood, geel en blauw. Vooral blauw. Glanzend blauw. Het was een gemene kleur, een onnatuurlijke kleur. Het hoorde niet thuis in mijn warme-kleuren-wereld. Ik was het enige kind dat begreep dat Gargamel het échte slachtoffer was. Ik heb nooit geluisterd naar de elpee van Blue Man Group die ik tot mijn afgrijzen ontdekt had, omdat ik dacht dat ze wel moesten klinken als de duivel.

komaan

Zo ver zat ik er toch niet naast.

Apathisch dwaalde ik rond in moderne musea waar mijn ouders me plichtbewust mee naartoe hadden gesjouwd. Nog meer dan van blauw, was ik bang van goud en zilver. Telkens mijn bomma de gouden spuitbus bovenhaalde met Kerstmis, kon je me met de dennennaalden bijeenvegen. Eenmaal toonde ze me haar duim die per ongeluk mee met een dennenappel goud was gekleurd. Die fout heeft ze nooit meer gemaakt.

2. Modder

Wanneer ik kinderen in een park bezig zie, kan ik afleiden dat ze van smerigheid en modder houden. Leuk voor ze. Maar ik was anders. Ik maakte me niet graag vuil en raakte zelfs in paniek wanneer ik slijk zag, lichte of donkere. Zou dat slijk mijn persoontje aanraken, kreeg ik op slag een identiteitscrisis. Dan was ik vies. Dan had ik plots die walgelijke textuur. Ik. Hanne. Moi.

Ohmijngodikdenkdatikeenbrokjehebingeslikt!

Wel hallo, zes jaar therapie.

Een bepaalde videoclip speelde sterk in op mijn modderfobie, alsof ze het wisten: ‘You’re in the army now’ van Status Quo, die de opleiding van soldaten toonde. Ik vond het aanvankelijk een prachtig nummer (ik was maar een kind en het waren de jaren’80), maar de beelden van uitgeputte soldaten die ploeterden en op het einde zelfs stierven in de modder, waren ongewenste ingrediënten voor mijn nachtmerries en dagdromen. Ik sloot dan mijn ogen en vroeg mijn broer me te verwittigen wanneer het voorbij was. Hij LOOG.

3. In de goot belanden (letterlijk)

Toen we op mijn elfde van Duitsland naar België verhuisden, stelde ik opgelucht vast dat de goten hier roosters hebben. Goten in Duitsland zijn open valstrikken aan de kant van de weg. Niet heel erg groot. Wel groot genoeg om, laat ons zeggen, kinderbenen op te schrokken.

OMNOMNOMNOM.

Donkere krochten om je speelgoed en misschien wel je voeten in te verliezen. Ik speelde vrolijk met mijn vriendjes in de straat (wordt dat nog gedaan?), maar ik was me eeuwig bewust van wat er  in mijn ooghoeken loerde: de hongerige mond van de riolering.

4. Clowns

Misschien stamde mijn angst voor goten wel uit de film ‘It’, die mijn kindertijd als geen ander fenomeen gecorrumpeerd heeft. Deze film – gebaseerd op een boek van die smeerlap Stephen King – gaat over een monster uit de riool, dat kinderen opeet door zich te vermommen als hun grootste angsten. Zoals een weerwolf, een mummie of een clown met scherpe tanden en nagels. Weerwolven en mummies heb ik altijd lachwekkend gevonden, maar het zicht van een clown veegde vanaf dan ironisch genoeg de glimlach van mijn gezicht.

Heb je in je broek geplast, of ben je gewoon blij om mij te zien?

“Kinderen geven smaak aan mijn leven. Als je begrijpt wat ik bedoel.”

Ik kon natuurlijk niet weten dat het maar een B-film was, duidelijk kitscherige trucages ten spijt. Ik zag enkel een kwaaie clown. Hoe groter zijn pompons, hoe groter mijn zweetporiën. Nachtenlang zat hij onder mijn bed verscholen, in de voortuin te jongleren of in mijn kast te giechelen. Posters van circussen verschenen langs de baan als plotse dreigementen, net als ik hem even vergeten was.

Goed. De titel van dit hele schrijven blijkt een leugen. Want nu ik het opnieuw bekijk, ben ik nog steeds bang voor dat alles. Ik kan bijna niet toegeven hoe zeer de vier bovenstaande foto’s me storen. Tijgers, olifanten, geweren en bliksemschichten doen me daarentegen niets. De menselijke evolutie heeft me een loer gedraaid.

Blah
Blah

Wat ik me zoal afvraag (3)

Hier opnieuw een reeks onderwerpen waar ik – bij gebrek aan een toffe hobby – intensief mee bezig ben. Op sommige van deze vragen ken ik het antwoord, maar neem ik er geen genoegen mee.

En waarom niet Bruce Lee of zo?

En waarom niet Bruce Lee of zo?

Wie zijn die commentatoren op HLN? Waar leven die mensen?

Waarom verken ik mijn hele appartement als ik aan’t bellen ben?

Is het nu bijna gedaan met al die ‘duistere’ films over superhelden en hun kwelgeesten?

Vanaf wanneer mag je iemand die je pas kent een kus op de wang geven?

En moet je bij een proficiat twee of drie kussen geven?

Ben ik de enige die als kind dacht dat Balthazar Boma “Bij gedacht!” zei? Heeft die man een eeuwige snotvalling misschien?

Waarom zijn alle ongezonde dingen zo lekker? Weet ons lichaam dan niet beter?

Waarom zijn wespen zo agressief? Ik deed helemaal niets, wat is het probleem?

Waarom leren ze ons op school niet hoe belastingen werken?

Waar gaat de lucht heen wanneer een ballon na een paar dagen verschrompelt? En hoe?

Wat is het nut van al die verschillende knopen bij het zeilen? Leg gewoon een dubbele knoop en opgelost.

Zijn er mensen die hun Brita filter meteen vervangen als de balkjes weg zijn?

Niet dat het iets uitmaakt, maar heeft er iemand door dat Bradley Cooper niet op vrouwen valt?

Waarom zijn er zo weinig sketch shows in België? Waar is onze Saturday Night Live?

Hadden de oermensen ook allergieën?

Waarom smaken meegebrachte lekkernijen van op reis altijd minder goed in België?

Ben ik de enige die denkt dat alle sport opgezet spel is en de uitkomst op voorhand is afgesproken?

Ben ik een stoute Belg als ik ‘Kuifje’ maar niks vind?

Waarom zijn de vaders in Amerikaanse films en tv-reeksen zo geobsedeerd door het lief van hun dochter?

En waarom willen alle Disney actrices bewijzen dat ze ‘stout’ zijn, eens ze achttien worden?

 

Dat is voorlopig weer alles.