Nieuws

Waar ben ik nu weer mee bezig

Een korte inleiding tot koeioneren

Als je eens een medemens wil koeioneren (en dat wil je), kan dat op een heel eenvoudige manier. Deze techniek werkt enkel in groep en met mensen die je ietwat kent maar niet respecteert.

Doe eerst maar alsof er niks aan de hand is. Wacht tot de persoon helemaal op zijn gemak is. Laat hem een babbeltje slaan met gemeenschappelijke vrienden. Bekijk hem ondertussen rustig van kop tot teen en zoek de fout. Roep vervolgens die fout uit! In volle publiek, kan ik niet genoeg benadrukken. “Amai jij bent aan’t zweten!” of “Zeg jij bent nogal verbrand!” of “Je hebt een puist. OP JE NEUS!”. Vergeet zeker niet je stem te verheffen voor extra effect.

agent-smith-matrix1

Een maniakale lach doet ook wonderen.

Kijk dan simpelweg toe hoe je slachtoffer door de grond zakt en verklaar vrolijk: “Oei nu kijk je kwaad!”. Die tweede zin is zo mogelijk nog belangrijker dan de eerste. Het toont dat je niet alleen zijn puist, maar ook zijn gevoelens lachwekkend vindt. Bovendien kan je achteraf zeggen dat je het goed meende en toch maar wou helpen. Mensen die ‘s ochtends in de spiegel kijken en ondanks hun imperfecties toch buitenkomen hebben immers dringend jouw hulp nodig. Mensen die het wagen te zweten of een puist durven hebben, moeten worden terechtgewezen. Alleen zo zullen ze het leren!

En die persoon heeft nu dankzij jou allerlei lessen geleerd. Ten eerste dat je niets kan wegstoppen als er klootzakken in de buurt zijn. Ten tweede dat iets waaraan je niets kan doen, nog erger wordt als iemand er wat van zegt. En ten derde, dat hij je als de pest moet mijden.

Eindelijk rust!

Blah
Blah

Wat ik me zoal afvraag (5)

Hier opnieuw een reeks onderwerpen waar ik – bij gebrek aan een toffe hobby – intensief mee bezig ben. Op sommige van deze vragen ken ik het antwoord, maar neem ik er geen genoegen mee.

Waarom doet niet iedereen zijn eigen stunts zoals Jackie Chan?

Waarom gaat er een hoax rond dat Jackie Chan dood is?

Waarom smaakt spuitwater waar het bruis uit is, toch niet naar gewoon water?

Kan er iemand oprecht genieten van een ontbijt op bed?

Waren popjes uit de 19de eeuw toen ook al zo eng?

Ben ik de enige vrouw die er zich niet aan stoort dat Barbie er zo onrealistisch uitziet?

Wat wordt er tegen high fashion modellen gezegd, dat ze altijd zo kwaad kijken?

En waarom staan de maten van de kledij van het model niet altijd onder de foto’s?

Wie zet er nu een speech van Martin Luther King op beats?

Kunnen mensen die kaartjes over tweedehandsauto’s onder mijn ruit steken daarmee stoppen?

Waarom drinken mensen rechtstreeks van blikjes of flesjes? Weten die niet wat voor viezigheid daar aan hangt?

Is een aardappel nu een groente of niet?

Hoe weet je of schimmelkaas slecht is?

Waarom zijn niet alle verpakkingen van beleg hersluitbaar?

Is een fade-out op het einde van een liedje niet gewoon heel lui?

Waarom gaan vliegen altijd rond een luster zweven, ook als het licht niet brandt?

Kan Jennifer Lawrence dan nu stoppen met doen alsof ze een doordeweeks meisje is dat alleen van eten houdt?

En ben ik de enige die ziet dat Jennifer Lopez (voor een “getrainde danseres”) helemaal niet kan dansen?

Is de ‘Love Shack’ uit het nummer van de B52’s een plek voor groepsorgieën of hoe zit dat?

Is de muziek van ‘Cannibal Holocaust’ niet gewoon prachtig?

Weten al die Bieber-haters dat Elvis en The Beatles in hun beginjaren ook werden uitgelachen door ouderen?

Waarom zegt men in de volksmond “Benen toe!” terwijl je met gesloten benen ook seks kan hebben?

 

Dat is voorlopig weer alles.

blibla
blibla

Wat men zegt en wat men bedoelt

Ik verbaas me er steeds over, hoe mensen een taal kunnen ontwikkelen en toch niet kunnen zeggen wat ze bedoelen. Onversneden eerlijkheid wordt immers niet altijd ten volle gewaardeerd. Om niemand tegen de borst te stuiten, hebben we dan maar een nieuwe taal verzonnen: de impliciete taal.

Pinocchio

De één al wat implicieter dan de ander, zo leerde Disney ons.

Ik hou van impliciet, want tussen de lijnen lezen geeft je een almachtig gevoel. Ik hou er echter ook van mijn kennis te delen. Daarom ontcijfer ik voor u, beste lezer, het impliciete taalgebruik van onze al dan niet fijne medemens. Hier een reeks vergelijkingen tussen wat men zegt en wat men eigenlijk bedoelt:

Ik ben blij dat je er zelf over begint = ik begin zelf niet graag over hoe dom jij bent.

Ik ben geen racist, maar… = hier volgt een lading schaamteloos racisme.

Sorry dat ik het zeg, maar… = het spijt me niet en ik zal je zeggen waarom.

Mja = neen, maar ik heb geen zin om erover te discussiëren.

Tja = dat is dan jouw probleem.

Ik geef er niets om wat iemand van me denkt = buiten het feit dat ze moeten weten dat het me niet kan schelen. Dat is ironie.

Ken ik jou niet van ergens? = ik heb je facebookprofiel gestalkt.

Jaja = ik haat lange stille pauzes.

Zo bedoelde ik het niet = zo bedoelde ik het wél, maar je keek ineens zo kwaad.

Hè hè = ik wil naar huis.

Ik zal het tegen niemand zeggen = toch wel, maar ik zal ook tegen iedereen zeggen dat ze het tegen niemand mogen zeggen.

Oh ja, zoals Hitler zeker? = ik heb geen argumenten meer.

Waarom bestaat er toch zoveel miserie op de wereld? = ik heb er geen idee van, hoe de mens in elkaar zit.

We gaan er een lap op geven! = ik ken geen andere motiverende uitdrukkingen en vind dat dit joviaal overkomt. Een champieter kwiet zegt dit graag.

Wij zijn de morele overwinnaars = wij kunnen niet tegen ons verlies.

Ik zou nooit een vrouw slaan! = ik ben dan wel agressief maar ook politiek correct!

 

Graag gedaan.

Garneer dit, chefkok van mijn voeten.
Garneer dit, chefkok van mijn voeten.

Met vriendelijke groenten

Een menukaart geeft ongewild vele geheimen prijs. Zo weet je dat als een restaurant meer dan veertig schotels kan bereiden, geen van die veertig echt de moeite is. Dat als ze extra geld aanrekenen voor de sauzen, die niet samen met je gerecht zijn klaargemaakt. Dat als er Tipp-Ex op de gelamineerde pagina’s is aangebracht – zeker op de prijzen – je in een restaurant zit waar ze ook te lui zijn om rattenvergif te strooien. En het ‘aperitief maison’ waar geen ingrediënten bij staan, is een restjes-van-gisteren-cocktail. Dit is wat we weten.

Als er ‘steak nature’ staat onder ‘vlees’, mag je er dan weer donder op zeggen dat je als groenten enkel een blad sla en een kwart tomaat op je bord krijgt. Soms een schijfje komkommer of wat halfbruine, droge geraspte wortels. Dat heet ‘garnering’ en het is naar verluidt een kunst.

Garneer dit, chefkok van mijn voeten.

Garneer dit, bende charlatans.

De meeste chefs/’kunstenaars’ gebruiken onze voornaamste bron van vitaminen dus als garnering. Als waren ze peterselie! Het léf. Er zijn verdomme meer soorten en smaken groenten dan vleessoorten, en toch worden ze allemaal over dezelfde kam geschoren. Dat is appels met peren vergelijken. Of zoiets. Knolselder met koolraapjes heeft minder schwung.

Ik pleit voor een resem plantaardige bijgerechten: courgettes, paprika’s, linzen, erwten, maïs, selder, prei, pastinaak, bieten. En, vooruit dan maar, tomaat en sla. En voor de keuze van bereiding van die groenten: saignant, medium of à point. Gestoomd, gegrild, gegratineerd. Misschien wel gefritureerd – hoe ongezonder hoe liever, want je eet toch al groenten. En welke garnering daar dan op moet. Gerechtigheid.

Ik durf zelfs nog een stapje verder gaan in mijn vrijpostigheid! Als ze naast ‘vlees’ en ‘vis’ nu eens een bijkomende reeks hoofdgerechten maakten: ‘groenten’. Misschien zelfs met een onderverdeling in peulvruchten, nachtschadefamilie, knolgroenten, bladgroenten etcetera. Ik meen het. En ik ben niet eens vegetariër! Al wou ik soms van wel, want voor hen is het veel makkelijker. Zij gaan naar gespecialiseerde restaurants waar aandacht gegeven wordt aan àlle groenten, hun afkomst en hun seizoenen. Maar ordinaire omnivoren zoals ik moeten het altijd maar stellen met dat blad sla en die kwart tomaat.

Je zou van ellende nog vegetariër worden.

"Mijne yang is hier nogal aan het yinnen, zeg!"
"Mijne yang is hier nogal aan het yinnen, zeg!"

De champieter kwiet gaat op reis

“Waar ik naartoe ga, die mensen hebben daar dus echt niks, hè,” fluistert hij plechtig, zijn gesprekspartner streng in de ogen starend. Zijn hand rond een halflege pint op de toog. “75% van die bevolking leeft onder de armoedegrens”. Voordat hij zijn reisplannen bekendmaakte, had hij niet voor niets uren op Wikipedia doorgebracht. Wanneer het café volloopt, wordt het moeilijker om de luidste stem te hebben. Dus richt hij zich maar tot de barman, die spijtig genoeg niks af te wassen heeft. “En toch zijn die gelukkiger dan ons!”

Dat ziet hij meteen bij zijn aankomst aan de lachende gezichten, nieuwsgierige blikken en uitgestrekte handjes waar hij passeert. Dat is nogal wat anders dan in België, het land van de cynische mopperpotten. En de ‘vrouwtjes’ zijn hier ook zo lief, zo begrijpend. Niet als die wantrouwige azijnpissers van bij ons, met hun vingers gereed aan de pepperspray. Neen, deze hemelse schepseltjes lachen met zijn zweterige moppen, ook al krijgt hij gaandeweg de indruk dat ze niet zo vlot Engels praten. Maar de taal van de humor is universeel.

"Mijne yang is hier nogal aan het yinnen, zeg!"

“Mijne yin is hier nogal aan het yangen, zeg!”

Omdat hij hoorde dat de mensen hier extreem gastvrij zijn, besluit hij aan te kloppen bij het gezin van de toektoek-chauffeur die hem al dagen volgt. En warempel, de geruchten blijken waar. Puii is reeds na enkele uren zijn beste vriend geworden en overlaadt hem met complimentjes, snoepjes en lekker eten. Nu zal hij voor het eerst échte rijst eten. Lekkerder dan die van in België vindt hij hem niet, maar hij proeft wel dat het gezonder is. Wat een ervaring. Wat een land.

Een land waar kinderen voortdurend buiten spelen, alsof ze geen school hebben. Die snappen de natuur nog. Met graagte poseren ze samen met hem voor de foto’s die hij op Facebook zal zetten met als onderschrift ‘My new buddy’s!’. Eén van hen heet Monni en wordt helemaal wild wanneer de kwiet zijn portefeuille bovenhaalt, om foto’s van zijn lief te laten zien. Wild en nieuwsgierig, met zijn naarstige vingertjes blijkbaar zoekend naar nog meer foto’s.

“Ik ben echt helemaal zen nu,” benadrukt hij eenmaal teruggekomen in zijn stamcafé. “Veel geleerd over het Boeddhisme, 75% van de bevolking beoefent die godsdienst!”. “Zouden dat diezelfden zijn, die onder de armoedegrens leven?” vraagt de barman. De kwiet is goed geworden in het negeren van uitlachen en vraagt hem of hij ooit van Singha-bier gehoord heeft.

Natuurlijk heeft ie dat niet. Eén-nul voor de kwiet.