Niet panikeren. Haal diep adem en beeld je in dat die frisse lucht sigarettenrook is. Vies, hé?
Of nee, juist heerlijk. Rook die je longen vult is heerlijk. Het dunne zwarte laagje diep in je binnenkant is als een warm deken van troost in tijden van tristesse. Jij en je sigaret kunnen de wereld aan. Dat kunnen jullie al jaren.
Samen doorstonden jullie wenkbrauwgefrons van anderen die het niet snapten. Mensen die je aanspraken op straat, om jou te waarschuwen dat je sigaret niet het beste met je voorhad. Je sigaret sprak hen tegen en je geloofde enkel hem want hij oordeelde tenminste niet. Hij zei helemaal niets om je overstuur te maken. Stil was hij, toen een kuch uitdraaide op een diepe hoest die maandenlang aansleepte. Stil was hij, toen je buiten adem was na een korte spurt op de trappen. En heel stil, telkens het woord “longkanker” viel.
Hij fluisterde je wel bemoedigende woorden toe na de koffie, in de auto, aan de telefoon, op een terrasje, na het eten, bij een glaasje, na een inspanning en tijdens stress. “Gaat regen je nu echt tegenhouden om buiten te gaan staan?”, “Is de winkel nu echt zo ver?”, “Heb je nu echt geen paar euro’s te veel? Per dag?” en “In oude films ziet het er zo cool uit”. Die woorden gaven je kracht. Je sigaret gaf je kracht. En tijd om te doden tussen je leven door.
Maar je wilt geen tijd meer doden. Je ziet nu zijn verraad en je bent te oud en te slim om een giftige vriendschap te onderhouden. Dus zeg je tegen iedereen dat je stopt, zodat je wel moet doorzetten. Zelfs onder het geschreeuw van je afgewezen sigaret die dit niet zomaar pikt. Maar het is hij of jij, die uitdooft.
Je legt je er ten slotte bij neer dat je niet meer cool gaat zijn, zoals personages in oude films. Ach, zo cool was je toch al niet.
Comment (1)