Ik verbaas me er steeds over, hoe mensen een taal kunnen ontwikkelen en toch niet kunnen zeggen wat ze bedoelen. Onversneden eerlijkheid wordt immers niet altijd ten volle gewaardeerd. Om niemand tegen de borst te stuiten, hebben we dan maar een nieuwe taal verzonnen: de impliciete taal.
Ik hou van impliciet, want tussen de lijnen lezen geeft je een almachtig gevoel. Ik hou er echter ook van mijn kennis te delen. Daarom ontcijfer ik voor u, beste lezer, het impliciete taalgebruik van onze al dan niet fijne medemens. Hier een reeks vergelijkingen tussen wat men zegt en wat men eigenlijk bedoelt:
Ik ben blij dat je er zelf over begint = ik begin zelf niet graag over hoe dom jij bent.
Ik ben geen racist, maar… = hier volgt een lading schaamteloos racisme.
Sorry dat ik het zeg, maar… = het spijt me niet en ik zal je zeggen waarom.
Mja = neen, maar ik heb geen zin om erover te discussiëren.
Tja = dat is dan jouw probleem.
Ik geef er niets om wat iemand van me denkt = buiten het feit dat ze moeten weten dat het me niet kan schelen. Dat is ironie.
Ken ik jou niet van ergens? = ik heb je facebookprofiel gestalkt.
Jaja = ik haat lange stille pauzes.
Zo bedoelde ik het niet = zo bedoelde ik het wél, maar je keek ineens zo kwaad.
Hè hè = ik wil naar huis.
Ik zal het tegen niemand zeggen = toch wel, maar ik zal ook tegen iedereen zeggen dat ze het tegen niemand mogen zeggen.
Oh ja, zoals Hitler zeker? = ik heb geen argumenten meer.
Waarom bestaat er toch zoveel miserie op de wereld? = ik heb er geen idee van, hoe de mens in elkaar zit.
We gaan er een lap op geven! = ik ken geen andere motiverende uitdrukkingen en vind dat dit joviaal overkomt. Een champieter kwiet zegt dit graag.
Wij zijn de morele overwinnaars = wij kunnen niet tegen ons verlies.
Ik zou nooit een vrouw slaan! = ik ben dan wel agressief maar ook politiek correct!
Graag gedaan.