Wanneer ik het zie staan op het menu, zal ik – mijn veronderstelde volwassenheid ten spijt – prompt een kinderspaghetti bestellen. Mijn maag is zo groot als mijn vuist, schat ik. Zo’n schijnbaar onschuldige vraag lokt thans gemengde reacties uit van kelners. De een spottend “krijgt mevrouw anders haar bord niet leeg?”. De ander ronduit agressief “dat is een spaghetti voor KINDEREN”. Het woord ‘kinderspaghetti’ laat inderdaad te veel aan de verbeelding over.
Ik leg dan mijn spijsvertering uit aan de kelner, geheel tegen ons aller zin. Als ik echt op dreef raak, voeg ik er ook kleurrijke details aan toe. “Neem toch de gewone spaghetti, Hanne!”, manen mijn tafelgenoten me verveeld en onbegripvol aan.
Maar ik trek een lijn in het zand.
Waarna mij de kinderspaghetti gewoonweg verboden wordt. Ver-bo-den. Ik moet en zal de gewone spaghetti bestellen, zelfs als dat betekent dat ik hem gegarandeerd niet zal opkrijgen en de rest zal moeten worden weggegooid. Moet ik mij dan schuldig voelen? En hoe wint het restaurant daarbij? Flikkeren ze mijn aangesabbelde restje terug in de pot? Want daar ga ik van uit wanneer mijn bestelling om monetaire redenen wordt geweigerd.
Als ik niemand pijn doe, mijn belastingen betaal en de wet navolg, mag niets mij verboden worden. Niets!
Dit is Europa!
Ik koester mijn kinderportie tenminste tot op de laatste sliert, terwijl kinderen meer dan de helft vrolijk overboord kieperen. Waarom zouden zij deze maaltijd dan meer verdienen dan ik? Dan vind ik dat grootmagige kinderen evenmin recht hebben op een ‘gewone spaghetti’. Laat hen maar verhongeren terwijl ik me overeet. Ik pleit voor consequentie, mensen.
Pick your battles, zegt mijn moeder altijd. Ik zeg: dat is zo. Maar dit is mijn leven, mijn maag en mijn portefeuille. En ik zal verdommen eer ik mij schik naar de culinaire maatstaven van anderen.
Comments (2)